


Carel Visser

| artikel 1 (Kees Arntzen) - artikel 2 (Thea Derks) - artikel 3 (Felix Visser) - artikel 4 (Marianne Broeder) - artikel 5 (Jaap Röell) - brief aan Fellini
Jaap Röell: Het Kubusproject, ‘nog steeds experimenteel’
september 2008
In de beeldentuin van het Kröller-Müller Museum staat sinds 1973 het werk kubus en zijn stapeling uit 1967 van Carel Visser: een groot plaatstalen vierkant en daarnaast een zelfde soort kubus maar dan in plakken doorgesneden en door een reus losjes op elkaar gestapeld. Het zijn oervormen. Daar hoort oergeluid bij. En dat is er, de oerruis.
Ten derde malen te zien en te horen, in het Kubusproject.
De eerste keer was in 1971 in het Stedelijk Museum, de tweede keer in 1976 in het Centraal Museum en nu, 32 jaar later, in het Kröller-Müller. Als dit in dezelfde frequentie zo doorgaat is de volgende keer over een groot aantal jaren en dan, zo stel ik mij voor, in het Groninger Museum. Dit Museum zal in zijn programmering daar nu al rekening mee moeten houden want de aanloop zal over generaties enorm zijn. De mens weet tegen die tijd oneindig veel meer over de oerknal en de ontstaansgeschiedenis van het heelal, mede dankzij de inwerkingstelling van de LHC-superversneller in het Europese deeltjeslab bij Genève in 2008 die een nieuw tijdperk van natuurkundige ontdekkingen inleidde.
Maar weten is niet alles. Het gaat ook om verbeelding en het laten zien en horen van het mogelijke. En dan komen er kunstenaars aan te pas, als Ton Bruynèl (1934-1998), Carel Visser (1928) en Gerrit Kouwenaar (1923):
wit geluid dat op staal stuit
zwart staal dat luistert, hard
jeukt aan zijn huid en aan het oor
doorgeeft wat het hoort
(gedeelte uit gedicht De pudding is op, de stalen lepel blijft, van Gerrit Kouwenaar in de catalogus Geluid < = > Kijken, 1971).
In 1971 maakte het Kubusproject deel uit van drie audiovisuele projecten. Hierbij waren ook betrokken Dick Raaijmakers (1930), naast Ton Bruynèl één van de pioniers van de Nederlandse elektronische muziek, en Peter Struycken (1939), de schilder van geometrisch-abstracte schilderijen die als één van de eerste gebruik maakte van de computertechniek, zoals een jaar geleden in het Groninger Museum te zien was onder de titel Het Digitale Paradijs. Deze kunstenaars luidden in het Stedelijk Museum met de tentoonstelling Geluid < = > Kijken een nieuw tijdperk van audiovisuele kunst in:
oor dat zwart geluid
opvangt uitschift uithoort, uit
de tijd snijdt, in
een vorm kijkt, naar
het staal terugleidt
Vijf jaar later bracht het Centraal Museum naast de Kubus, het in 1974 door Bruynèl gecomponeerde symfonisch klankproject ‘Phases’, in samenwerking met de van oorsprong Griekse schilder Tolis Panagopoulos, en in opdracht van de gemeente Utrecht gemaakt. Dat waren nog eens culturele tijden, dat een gemeente een opdracht gaf voor een werk dat in 1975 ten gehore is gebracht door het Utrechts Symfonie Orkest en vervolgens begin 1976 op de tentoonstelling in het Centraal Museum quadrafonisch werd weergeven. Daarna is het nog één keer uitgevoerd, in 1989 door het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Richard Duffalo in het Muziekcentrum Vredenburg.
Bruynèl heeft 40 jaar lang geëxperimenteerd met elektronische en akoestische klankleuren. In de jaren zeventig en tachtig was hij docent elektronische compositie aan het Utrechts conservatorium. Dat er van zijn klanken en geluiden een enorme beeldende kracht uitgaat, bewijst het Kubusproject.
Stel u voor een gesloten ruime van circa 10 x 10 meter. Op de vloer een laag zand. De wanden zijn bedekt met plaatstaal. Op de hoeken smalle in- en uitgangen. Het indirecte licht dat hierdoor naar binnen komt is de enige verlichting van de ruimte. Het plafond is zwart. In deze ruimte staan diagonaalsgewijs vier plaatstalen kubussen met een ribben van respectievelijk 50 cm., 75 cm., 125 cm. en 200 cm, opgesteld volgens de schets van Visser.
De onderzijde van de kubussen is open. Ze staan op rubberen doppen. De kubussen hebben door materiaal en vorm een relatie met de ruimte waarin ze staan. Het geluid is verkregen door de kubussen mechanisch in trilling te brengen, opgeslagen op geluidsbanden en door Bruynèl bewerkt (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen) en vandaar weer teruggeven aan de kubussen, zonder crescendo of diminuendo. Op deze wijze zijn ruim 100 verschillende klankstructuren verkregen, die verdeeld zijn over twee 80-sporenrecorders. Eén recorder staat in verbinding met de twee grootste kubussen, de andere met de twee kleinsten. Het systeem werkt zonder luidsprekers. De beide recorders zijn nu via een computerscherm te bedienen. Je kan dus zelf combinaties van geluid maken. Door de klankstructuren terug te geven aan de kubussen, beginnen deze weer te trillen en laten zij hun uiteindelijke geluiden horen die je kan voelen. Het geluid begint en eindigt abrupt en gaat daar oneindig mee door. Het geluid is zichtbaar. In dit geval in staal, in vier grondtonen. Er zit geen ontwikkeling in. Het is gestold in vormen:
geluid dat de oogwenk gebruikt
om volledig een oorvijg te zijn
Bruynèl heeft net zoals bij andere composities van hem, de ruis als oervorm van geluid, waarbinnen alle voor ons hoorbare tonen liggen, als uitgangspunt genomen. Zoals de kleur grijs alle kleuren omvat, is dat het geval bij ruis in het geluid. Het is een visueel, auditief en tactiel kunstwerk:
geluid als herinnerd geluid
maar geluid dat er is
een hoorbaar ding dat vierkant
in het oog springt
De ruimte waarin het allemaal plaats vindt, is een bezielde ruimte waar Etty Hillesum in haar dagboek Het Verstoorde Leven (1942) naar op zoek was:
‘Als ik ooit zal schrijven, dan zou ik enkele woorden willen penselen tegen een woordeloze achtergrond. En het zal moeilijker zijn die stilte en dat zwijgen af te beelden en te bezielen, dan de woorden te vinden. Het zal dan gaan om de juiste verhouding van woorden en woordeloosheid, een woordeloosheid, waarin meer gebeurt, dan in alle woorden, die men bij elkaar vinden kan.’
Het Kubusproject als de juiste verhouding van een bezielde klankkleurige ruimte.
Het is een exemplarisch minimalistisch kunstwerk waarbij een beroep wordt gedaan op alle zintuigen waar nog een element aan wordt toegevoegd; de herinnering. De herinnering aan de eindeloosheid, het oneindige, de oerruis:
geluid dat de ruimte
zozeer opvult en uitvouwt
dat het oor het nu indampt
vooruitlopend op de herinnering
Na de tentoonstelling in het Centraal Museum, is het project in vergetelheid geraakt, opgeslagen bij vrienden van Bruynèl in een huis in Frankrijk. Eind 2007 heeft het Kröller-Müller het door een gift verkregen. In samenwerking met het Koninklijk Conservatorium in Den Haag is het Kubusproject gerestaureerd en wordt het nu getoond en gehoord precies zoals Bruynèl en Visser het voor ogen en oren hadden. Toen ik de zaalbode vroeg wat hij er van vond zei hij: ’het was experimenteel, dat is het nu nog’. Een monument van experimentele kunst:
het decor verorbert het feit de tijd
en de handeling -
artikel 1 (Kees Arntzen) - artikel 2 (Thea Derks) - artikel 3 (Felix Visser) - artikel 4 (Marianne Broeder) - artikel 5 (Jaap Röell) - brief aan Fellini
|